WANNEER IS HET NU TE KOUD OF TE NAT?

Tips en aandachtspunten voor schilderwerken in veranderde weersomstandigheden

Schilderen bij te lage temperatuur of bij te hoge temperatuur leidt niet tot de beste resultaten. Niet alleen de applicatietemperatuur is belangrijk maar ook de relatieve vochtigheid is een belangrijke factor waarmee je rekening moet houden. Hoe zit het nu in elkaar? Wat is nu te koud of te nat?

We overlopen enkele mogelijke situatie en de bijhorende tips om tot een perfect geschilderd eindresultaat te komen.

Koud en nat: belang van min. temperatuur en max. relatieve vochtigheid

Buitenschilderwerken

Voor buitenschilderwerken dient men met de gangbare klassieke lakken en lazuren, zowel water- als solventgedragen, toch een bepaalde minimumtemperatuur en maximale relatieve vochtigheid te respecteren.

Onder de 10°C gaat bij een watergedragen verf de filmvorming niet meer verlopen zoals het hoort wat leidt tot een slechte hechting aan de ondergrond, evenals een slechte hechting van de bindmiddeldeeltjes onderling. Vaak kan de verffilm met de nagel makkelijk worden verwijderd (geen stevigheid en geen aanhechting). Bij extreem lage temperaturen kan deze slechte filmvorming zelfs tot een licht vorm van ‘craquelé’ leiden.

Soms valt alles ogenschijnlijk nogal mee en wordt er bij oplevering geen probleem vastgesteld. Maar na verloop van tijd (bv. na 2 jaar) ziet men vroegtijdig, sterke afname van de glansgraad optreden alsook het lichter worden van de originele kleur.

Bij lage temperaturen kunnen zowel watergedragen- als solventgedragen verven een sterk vertraagd drogings- en doorhardingsproces vertonen.

Binnenschilderwerken

Uiteraard doet deze problematiek zich vooral bij buitenschilderwerken voor, maar houdt zeker ook bij  binnenschilderwerken rekening met de temperatuur van omgeving en ondergrond.

Ook de ondergrond dient minimum 10 °C te hebben. Vaak is het zo dat men met warmeluchtkanonnen snel de omgevingstemperatuur op peil kan brengen maar men vergeet te makkelijk de ondergrondtemperatuur met bovenvermelde nefaste gevolgen als resultaat.

Geforceerde verwarming met warmeluchtkanonnen is trouwens niet aan te raden. De luchttemperatuur zal zeer snel stijgen maar de ondergrondtemperatuur niet of nauwelijks. De relatieve vochtigheid en ook de dauwpunttemperatuur stijgt, wat het risico op oppervlaktecondensatie doet toenemen (zie verder in dit artikel).

Naast het fenomeen van de slechte droging kan er ten gevolge van de lage temperatuur en/of te hoge vochtigheid ook nog waasvorming en matte vlekken optreden.

Enkele vuistregels: ondergrond vrij van condensatie

We hebben er dus alle belang bij om bij zowel buiten- als binnenschilderwerken de nodige aandacht te besteden aan de vereiste minimumtemperatuur en de maximale relatieve vochtigheid.

De aanwezigheid van vocht in en op de te schilderen ondergrond kan verschillende oorzaken hebben. Denk maar aan regen, dauw, nevel,  lekkage, infiltratie, opstijgend vocht en dergelijke. Een dikwijls vergeten of onderschatte factor is echter condensatie aan het te schilderen oppervlak. Dit fenomeen is afhankelijk van het dauwpunt (*), de omgevingstemperatuur en de relatieve vochtigheid. Indien de relatieve luchtvochtigheid lager is dan 85% zal de dauwpunttemperatuur lager zijn dan de omgevingstemperatuur. Bij een relatieve luchtvochtigheid die hoger is dan 85% is de dauwpunttemperatuur ongeveer gelijk aan de omgevingstemperatuur, waardoor er groot risico is voor condensatie van het vocht in de lucht op het koud te schilderen oppervlak.

Om een praktische veiligheidsmarge te hanteren, dient de oppervlaktetemperatuur minstens 3°C boven het dauwpunt te zijn. Het dauwpunt (*) is de temperatuur van een lucht/waterdampmengsel waarbij condensvorming begint omdat bij die temperatuur het maximum aan watergehalte is bereikt. ( tabel: zie onderaan)

Om problemen van slechte hechting en/of onthechting te vermijden dient de schilder erop toe te zien dat de te schilderen ondergrond vrij is van condensatie. Met andere woorden: goed droog, voldoende warm, beperkte relatieve vochtigheid.

Ook de vochtigheidsgraad van de ondergrond is medebepalend voor de kwaliteit van het schilderwerk.

Volgende tabel geeft een overzicht van de maximaal toegelaten vochtigheidswaarden voor het schilderen van verschillende ondergronden.

Deze waarden gelden bij een relatieve vochtigheid van 65% en bij een temperatuur van 20°C

Type ondergrond Vochtigheidsgraad v/d ondergrond
(in massapercentage)
bepleistering binnen < 1 %
gewoon beton < 5 %
cellen beton < 7 %
metselwerk max. 3 tot 5 %
hout binnen max. tussen 8 en 12 %
hout buiten => gesloten verfsysteem max. 18 %
hout buiten => ademend verfsysteem max. 21 %

Gevelverven in koude, vochtige omstandigheden

Niet alleen lakken en lazuren zijn gevoelig voor ongunstige omstandigheden ook minerale gevelverven en siloxaanverven kunnen problemen geven indien zij in natte, koude omstandigheden worden aangebracht. We zien hier dikwijls duidelijke kleurafwijkingen toz van de kleur zoals die geïllustreerd wordt in kleurenwaaiers. 

De ideale omstandigheden

De ideale ‘schildertemperatuur’ van omgeving en ondergrond is van 10°C tot 25°C, zowel voor water- als solventgedragen producten. Dit standpunt wordt onderschreven door het WTCB en kan je terugvinden in ‘De leidraad voor de goede uitvoering van schilderwerken’, de TV 249. 

Op de technische fiches durft men hiervan afwijken. Uiteraard gebruik je hier ook je kennis als schilder en het nodige gezond verstand 

Aandachtspunten / Tips en tricks

  • De mate waarin een ondergrond opwarmt en afkoelt zal uiteraard ook sterk afhangen van de kleur: een zwarte (donkere) ondergrond zal vele malen meer opwarmen en dus minder snel afkoelen dan een witte (lichte) ondergrond!
  • Niettegenstaande het overdag voldoende warm is om te schilderen kan het zijn dat ‘s avonds en ‘s nacht zodanig afkoelt dat er toch problemen ontstaan. (condensatie / vochtinslag)
  • Door kaal, grofporig hout te sealen met een poriënvuller (verdunde Polyfilla Pro F210) of schraal te overtrekken met vette plamuur vult men de houtporiën waardoor er geen probleem volgt met uitzetten van inkapselde lucht en de er aan gerelateerde blaasjes- en kratertjesvorming.
  • Om te vermijden dat hemelwater kale poreuze ondergronden te vochtig maakt waardoor de vochtigheidsgraad te hoog wordt, kan je deze best behandelen met één laag voldoende waterdampdoorlatende verf. Zo vermijd je dat er nog extra vocht in de ondergond kan doordringen en laat je het reeds aanwezige vocht via de microporeuze verffilm uitdampen. Na verloop van tijd wanneer het vochtgehalte voldoet aan de vooropgestelde eisen kan je (na vochtmeting) het oppervlak verder afwerken.
  • In warmere omstandigheden zal het fysisch gedeelte van het droogproces van een verf (de verdamping van het solvent) sneller gebeuren. Een weinig extra verdunning zal de ‘opentijd’ van de verf iets comfortabeler maken. Je zal hoe dan ook regelmatig een beetje verdunning bij de verf moeten toevoegen om de verf op de juiste viscositeit te houden. 

Tabel: dauwpuntbepaling

Om veilig te schilderen dient oppervlaktetemperatuur van het te schilderen object 3°C boven het dauwpunt te liggen.

We zien op onderstaande tabel dat bij een omgevingstemperatuur van 10°C en een relatieve luchtvochtigheid van 80% het dauwpunt op 6,7 °C ligt.

Het te schilderen oppervlak moet dus (6,7° + 3° =) 9,7°C bedragen.

Tabel relatieve luchtvochtigheid
Kleuren worden geladen, even geduld a.u.b.